Symptoom |
Mogelijke oorzaak |
Actie |
De
waarschuwingslampen gaan niet uit direct nadat de
motor is gestart.
of
De waarschuwingslamp(en) gloeit op tijdens het rijden. |
1.
Te weinig vloeistof in het reservoir.
2. Drukswitches defect.
3. Hydraulische pomp defect.
4. Drukbol(len) defect.
5. Intern lek in het systeem. |
1.
Controleer het olie-niveau; controleer het
systeem visueel op externe lekkages.
2. Test de drukswitch.
3. Test de pomp.
4. Test de drukbol(len).
5. Test de systeemcomponenten op hun juiste
werking. |
De
waarschuwingslamp(en) brandt kort terwijl de auto
langzaam rijdt en de remmen komen op. |
Het
tussenschot van een drukbol is defect. |
Test
de drukbollen. |
De
hoogteregeling maakt lawaai, knarst tijdens het
rijden. |
Lucht
in het hoogteregelingssysteem. |
Ontlucht
het systeem. |
De
auto komt niet snel op het juiste niveau terwijl
de snelle hoogteregeling is geselecteerd
(versnelling in P of N of de deur open). |
1.
Fout in de bedrading van de solenoid.
2. Defect in de solenoid-klep.
3. De solenoid-restrictor is geblokkeerd.
4. Fout in de hoogteregeling of in de
rolbeperker.
5. Onvoldoende druk beschikbaar. |
1.
Controleer de bedrading.
2. Test de solenoid-klep.
3. Controleer de restrictor.
4. Controleer de kleppen op snelle werking.
5. Drukbollen geven te weinig druk door vuil in
een van de kleppen. Test de drukbollen en test de
kleppen op harde plekken tijdens het
functioneren. |
De
auto blijft niet op de juiste hoogte. |
1.
De hoogteregelingsstangetjes zijn niet goed
vastgemaakt.
2. Onvoldoende druk aanwezig. |
1.
Maak de stangetjes goed vast.
2. Controleer de beschikbare druk; test op
lekkages. |
De
auto komt aan de voor- resp. achterzijde niet op
hoogte. |
1.
Lekkages in de voor- resp. achter-leidingen,
kleppen of rams.
2. De voorste resp. achterste
hoogteregelingsverbindingen zijn niet goed
vastgemaakt.
3. Fout in de voorste resp. achterste
hoogteregelingsklep.
4. De auto is overbelast.
5. Fout in de rolbeperkingsklep (alleen bij
symptoom aan de voorzijde). |
1.
Controleer visueel op lekkages en test op
inwendige lekkages.
2. Maak de klepverbindingen goed vast.
3. Test de kleppen.
4. Verminder de lading.
5. Test de rolbeperkingsklep. |
De
auto komt aan één kant niet op hoogte aan de
voorzijde resp. achterzijde. |
1.
Defect aan de afdichting van de ram-klep.
2. Leidinglekkage direct voor de ram-klep.
3. Defect aan de hoogteregelingsklep (alleen bij
achterzijde). |
1.
Controleer de ram-klep op lekkages bij de
afdichtingen.
2. Controleer visueel op lekkages.
3. Test de hoogteregeling op een juiste werking
(bij achterzijde). |
De
auto maakt overdadige rolbewegingen in bochten en
het sturen wordt onvoorspelbaar, veroorzaakt
onverwachte bewegingen. |
1.
De rolbeperkingsklep staat blijvend in de
"snel"stand.
2. De solenoid staat blijvend in de
"snel"stand. |
1.
Test de rolbeperkingsklep op een juiste werking.
2. Test de solenoidklep. |